dinsdag 15 april 2014

Fictiedossier hoofdstuk 4 Uitgezet

Nederland Uitgezet


Nienke gaat naar haar kamer en denkt diep na over wat ze zou kunnen doen voor haar vriendin. De hele avond en nacht broedt ze op een idee. De prullenbak zit inmiddels vol met weggegooide proppen papier. De volgende ochtend moet ze worden wakker gemaakt door haar vader. Haar moeder wil ze voorlopig niet meer zien. Als ze moe op school komt, hebben ze eerst les van hun mentor, een gymleraar genaamd meneer Kast. Natuurlijk mag Nienke iets over de verschrikkelijke gebeurtenis van gisteren vertellen. Haar plan is om een nieuwe inwoner van Turkije in te schrijven, die precies lijkt op de vader van Senna. Hij stuurt een brief naar de president, stuurt tweets en maakt Youtube filmpjes over de overheid van Turkije. Daarin staan foto’s van hem en zijn naam. Hij zegt ook dat het gezin van Senna oneerlijk Nederland is uitgezet. 

De hele klas vindt het een goed idee en ze mailen Senna over het plan. Senna’s moeder gaat de volgende dag naar het gemeentehuis van de stad. Ze schrijft een nieuwe man in genaamd Fasa Zelonco. De vader maakt een account aan op Twitter, Youtube en Gmail. Ze sturen de dingen die ze hadden afgesproken met de klas. Al snel staat de Turkse dienst op de stoep bij het gezin. Ze willen eerst het hele huis inspecteren en de hele famille Cecik is bang. Het is lang wachten, maar uiteindelijk krijgt de vader een brief van de Turkse overheid. Daarin staat dat ze veilig zijn en gewoon weer in Turkije kunnen wonen. 

Het hele gezin is blij, maar Senna vindt het wel jammer dat ze niet terug naar Nederland kunnen. Ze stuurt meteen een mail terug en Nienke krijgt het goede nieuws als eerste te horen. Ze is heel blij en niet meer boos op haar moeder. Wel moet ze toch een beetje huilen, omdat ze haar vriendin nooit meer zal zien. De meester vertelt die ochtend het goede nieuws aan de klas en de hele klas heeft een dubbel gevoel. Die middag zijn ze vrij en gaan ze allemaal met een gerust hart naar huis.

maandag 10 februari 2014

Fictiedossier, hoofdstuk 3, vervolg Toetanchamon

Verdwaald in het gangenstelsel

De ruiters kwamen als gieren op hem afstormen en hij wist dat rennen geen zin meer had. Verderop zag hij een steen liggen. Daar op dat plekje wilde hij sterven. Hij rende en rende zo hard hij kon en bereikte de steen. De ruiters waren bijna bij hem. Oeni leunde tegen de steen en opeens rolde die een stukje verder. Oeni kon de steen nog verder wegduwen en er ontstond een gat waar hij net doorheen kon. Hij daalde af en schoof de steen terug. Een paar seconden later hoorde hij de ruiters stoppen. Hij bleef wachten totdat hij de ruiters weer weg hoorde gaan. Oeni keek rond in de gangen en hij zag allemaal hiërogliefen. Grote, mooie teksten over de vader van Toetanchamon waren op de muur geschreven. Dit zijn geheime gangen om te schuilen voor Achnaton zo bedacht de rechter. De gangen leken op een soort doolhof. Dit waren allerlei gangen waar ooit mensen hebben geleefd. Hij vreesde dat hij zou verdwalen, maar zijn intuïtie zei: `ga lopen`.

Oeni vertrouwde helemaal op zijn onderbuikgevoel, net als de keer dat hij voelde dat hij moest opkijken naar Seneb, de bediende van de generaal. Terwijl hij door de gangen liep, zag hij allemaal mooi beschreven muren. Op een begeven moment bereikte hij een grote deur. De deur zat vast met een oud maar goud slot. Oeni was net sterk genoeg om het oude slot te verwijderen. Hij deed de deur open en zag allemaal gouden wapens en veel mooie voorwerpen liggen. 

Hij liep de kamer in en stond op een steen in de vloer. Maar opeens zakte de tegel in en een groot rond rotsblok kwam uit het plafond rollen. Hij rende wat hij kon. Hij nam andere gangen als op de heenweg en bereikte uiteindelijk een nis in de muur. Hier kon hij schuilen. Hij stapte in de nis en de grote steen donderde voorbij. Pfff, hij was nog in leven, maar wel verdwaald in het eindeloze gangenstelsel. Hij moest snel iets te eten en drinken vinden anders bleef hij niet lang in leven. 
Hij liep voorzichtig de gang in waar de steen in was gerold. Toen hij de steen bereikte zag hij dat die een grote gang geblokkeerd had. Hij hoorde water druppelen, hier kon hij drinken. Hij moest zich alleen nog langs de steen wurmen. Hij zou de steen aan de kant moeten krijgen of ….

Hij zag op de muur een hiëroglief dat hij niet kende. Het had de vorm van een voet. Met zijn voet raakte hij het teken aan en er ontstond in de muur een geheime gang. Nu kon hij  de kamer in. Hij vulde zijn veldfles met water en vond voor een weeshuis aan eten en drank. Hij kon hier blijven, maar hij moest terug naar het paleis. Hij stopte zoveel mogelijk  eten en drinken in zijn tas en zocht dagen naar de uitgang. Uiteindelijk vond hij na een week zoeken een kleine opening. Hij had nog de helft van zijn eten en een bodempje drinken in een fles, hij moest het paleis snel vinden.

Na drie dagen zoeken, hoorde hij in de verte mensen schreeuwen. Hij zat goed! Oeni bereikte de uitgang van het gangenstelsel en liep snel naar het paleis toe. Er heerste grote chaos. Hij kwam het paleis binnen en mocht met hoge uitzondering de wrede farao Eje spreken. Hij vertelde het verhaal van Toetanchamon. De generaal werd de volgende dag nog vermoord door de soldaten van Eje. Oeni kreeg zijn baan als rechter terug. Het geheim van het on-ontdekte gangenstelsel heeft hij nooit aan iemand verteld.

maandag 13 januari 2014

Leesautobiografie Tijn Wempe

Leesautobiografie Tijn Wempe


Zolang ik mij kan herinneren is er bij mij thuis voorgelezen. Eerst lazen wij de boeken van `Nijntje`, alle delen van `Jip en Janneke` en boekjes over een jongetje `Tijn`. Later vond ik de boeken van `Pluk van de Petteflat` heel erg leuk. `s Avonds las mijn vader of moeder voor het slapen ook altijd een paar 1-minuut verhaaltjes voor. Van jongs af aan ben ik ook al lid van de bibliotheek. Heel veel boeken hebben wij geleend en sommige verhalen zijn wel 100 keer voorgelezen. 

Ik was vroeger niet een jongetje dat veel liedjes zong. Ik weet er ook weinig meer te herinneren. Er is wel een liedje dat mij nog is bijgebleven. Het is het eerste liedje dat ik leerde in groep 0. Wij zongen het bijna iedere dag en het ging zo: `Blij, blij, mijn hartje is zo blij, want Jezus is een vriend van mij.’ Terwijl ik achterop de fiets zat, was ik dat hard aan het zingen. Mijn moeder vond dat niet zo heel geslaagd.


Op de basisschool werd er in iedere groep na de pauze voorgelezen. Natuurlijk veranderde de boeken elk jaar. In groep 1 en 2 lazen wij boeken als `Rupsje-Nooit-Genoeg`, `Kikker` en `Wie heeft er op mijn hoofd gepoept?`. Thuis was dit verhaaltje van de mol ook mijn favoriet. In groep 4 werd het boek `Mathilda` voorgelezen over het slimme meisje dat alles beter wist dan de juf. Ik vond het erg grappig. De juf in groep 7 heeft boeken van Roald Dahl voorgelezen, zoals `De griezels` en de `GVD`. De meester in groep 8 hield vooral van de schrijver Rob Ruggenberg. Hij heeft de `IJsbarbaar` en `Het verraad van Waterdunen` voorgelezen. Ik vond dit hele spannende boeken, ook omdat de meester heel spannend kon voorlezen.

Toen ik in groep 3 zelf kon lezen, heb ik alle boekjes van Borre gelezen. Ik had daar een abonnement op en kreeg iedere maand 2 nieuwe boekjes met de post. Ik ging ook vaak naar de bibliotheek om nieuwe leesboeken te halen. Toch heb ik lezen nooit super leuk gevonden. In groep 6 was er een grote `leesrups` in de klas. Als iemand een leuk boek had gelezen, moest hij er een heel klein verslagje over maken en dit achter de steeds langer wordende rups plakken. Zo kwamen andere kinderen weer op ideeën voor leuke boeken. Ik heb op de basisschool heel veel boeken van `Geronimo Stilton` gelezen. Ik vond ze erg leuk en ze lazen heel makkelijk. Dat kwam ook door de opmaak met allerlei gekleurde letters en tekeningen. Andere leuke boeken vond ik de series van `Meester Jaap`, `Niek de Groot` en `Het leven van een Loser`. In groep 8 heb ik ook een aantal  spannende boeken van Mirjam Mous gelezen. Hoewel lezen niet mijn hobby is, heb ik `Boy7` en `PassWord` heel snel uitgelezen. Boeken die vanaf bladzijde 1 spannend zijn, vind ik leuk. Daarnaast lees ik ook al heel veel jaren de Donald Duck. 


Ik denk dat mijn smaak met lezen niet heel veel veranderd is. Ik houd nog steeds vooral van grappige of spannende boeken. Ik merk wel dat boeken mij vanaf het begin moeten boeien. Anders stop ik met lezen, zeker als het niet perse moet. Dan pak ik liever mijn iPad om een spelletje te spelen. Omdat ik nu niet meer zoveel tijd heb, lees ik eigenlijk alleen als het voor school moet. En ik lees de Donald Duck voordat ik ga slapen. Ondanks dat mijn moeder vaak zegt dat ik boeken moet lezen, doe ik er weinig aan om te zorgen dat ik meer boeken leuk ga vinden. Als ik dan toch een keer zelf een boek moet kiezen, ga ik voor een spannend of grappig boek. Boeken waar games in voorkomen of een soort `Wie-is-de-Mol`-achtige boeken trekken mij wel aan. Toch gebeurt het dan ook nog wel dat ik het boek na 20 bladzijden wegleg en nooit meer uitlees.


Ik heb dus niet een hele goede leeshouding. Het lezen van boeken voor school vind ik niet zo erg. Dan moet het. Vervelender is dat je er een verslag over moet schrijven. Denk je eindelijk dat het boek uit is en dan moet je het boek er weer bijpakken voor de opdrachten. Je kunt mij dus niet uitroepen tot `LeesBeest` van het jaar. Ik heb nog geen idee welke soort boeken ik in de bovenbouw zou willen lezen. Als ze maar spannend zijn en vanaf het begin boeien.

woensdag 8 januari 2014

Fictiedossier hoofdstuk 2, vervolg Het Mes

Woedend loopt Thomas met zijn natte tas naar het wiskundelokaal. Het was afgelopen week eindelijk een beetje te doen op school en nu hadden ze hem weer te pakken gehad. Hoe moest hij nou schrijven in natte en naar koffie stinkende schriften? In de klas gaat Thomas alleen aan een tafeltje zitten en hij werpt Robert een boze blik toe. Als meneer Boom binnenkomt, loopt er een grote stoere jongen achter hem aan. Hij heeft een bril, sproeten en cool rood haar. `Jongens en meisjes, dit is Bert. Hij komt nieuw bij jullie in de klas`, stelt Boom de nieuwe jongen voor. Meteen roept Robert door de klas: `Waar is Ernie?' 'Bert komt van een andere school, hij is verhuisd en deze school leek hem leuk`, zo gaat Boom onverstoorbaar verder. De klas bekijkt Bert, zegt hem gedag en dan start Boom met de les. Bert gaat op het enige lege plekje naast Thomas zitten. `Open je boeken op bladzijde 134`, zegt Boom met zijn luide stem.

Thomas haalt zijn boeken uit zijn tas. Ze zijn nog nat van de koffie. `Huh, waarom zijn jouw boeken zo nat?`, vraagt Bert aan zijn nieuwe buurman. `Robert had me weer een keer te pakken en heeft een beker koffie in mijn tas leeggegoten. Ik word er gek van.` `Stil`, roept Boom. `Wil je misschien een blaadje van mij lenen en in mijn boek meekijken`, vraagt Bert vriendelijk. Thomas is blij verrast dat Bert aardig tegen hem doet. Dat is hij niet gewend. Boom vertelt dat er over een week een grote wiskundewedstrijd is voor alle scholen uit de stad. `De wedstrijd wordt bij ons op school gehouden en je werkt in tweetallen aan een ingewikkelde wiskundige opgave. Het winnende duo mag met de hele klas naar een pretpark naar keuze`, legt Boom enthousiast uit.

Hij vraagt meteen wie er mee wil doen. Thomas is altijd al goed in wiskunde geweest en hij vraagt Bert of hij ook mee wil doen. `Het lijkt me leuk om samen aan de wedstrijd mee te doen. Op mijn oude school deden ze dat nooit`, antwoordt Bert. Meneer Boom schrijft alle namen op het bord. Samen met Bert en Thomas zijn er nog twee andere groepjes die mee willen doen. Een week later loopt Thomas de school binnen. Bert staat hem al op te wachten. `Heb je ook zo’n zin in de wedstrijd`, vraagt Thomas. `Ja, héél erg`, zegt Bert en samen lopen ze naar het wedstrijdlokaal. Daar staan al veel groepjes van andere scholen te wachten. Elk groepje krijgt de opgaven en een antwoordblad. De opgaven zijn heel pittig maar door goed overleg komen ze er met z’n tweeën wel doorheen. Als ze klaar zijn met de toets leveren ze het antwoordblad in en gaan naar de volgende les.

In de gang staat Robert ze op te wachten. `Ging de watjestoets goed, Bert en Ernie?` Er lachen een paar klasgenoten, de meerderheid zwijgt. De twee trekken zich er niets van aan. Ze zijn nog druk aan het praten over de wedstrijd. De volgende dag tijdens de pauze wordt de uitslag in de kantine bekendgemaakt. Boom staat met een brede lach voor de groep. `Jongens, alle toetsen zijn nagekeken`, vertelt hij. `In deze envelop zit de uitslag.` Alle kinderen roffelen met hun vuisten op tafel. Boom opent de envelop en haalt langzaam het papier eruit. `De winnaars zijn Bert en Thomas van het Stedelijk Lyceum`, vertelt Boom trots. Iedereen juicht en de klas feliciteert Bert en Thomas.

Ze willen natuurlijk allemaal weten welk pretpark Thomas en Bert kiezen voor het uitstapje met de klas. Dat is niet moeilijk, ze zijn beide nog nooit in Walibi World in Flevoland geweest. Robert kan het niet nalaten om een rotopmerking te maken. `Moeten jullie niet naar een kleuterpark? Die achtbanen zijn toch veel te eng voor Bert en Ernie.` Als Boom dat hoort, wordt hij woedend. Robert moet zich direct melden bij de conrector. Hij mag ook niet mee naar Walibi. In plaats daarvan moet hij klusjes doen voor de conciërge. De hele klas juicht, behalve de vrienden van Robert. Eigenlijk vindt de hele klas Thomas best leuk en een aardige jongen. Samen hebben ze een hele leuke dag in Walibi World en Thomas wordt niet meer gepest door de lastpakken bij hun op school!